https://www.ministrando.org/sitemap.xml.gz

Orthopedagogiek: een kwestie van solidariteit en verantwoordelijkheid

Orthopedagogiek les 3: Het netwerk van solidariteit 

Als iedereen voor zichzelf eens bepaalt wat zijn gedrag drastisch kan veranderen? Bijvoorbeeld dat we willen proberen meer rekening te houden met onze partner. We willen ons in elk geval niet laten manipuleren. We willen in vrijheid kunnen beslissen. 

Ons gedrag verandert door contact met andere mensen die ons weten te inspireren, die ons op een of andere manier raken door wat ze zeggen en vooral door wat ze doen, door welk model ze zijn. Paus Franciscus zou mensen bijvoorbeeld kunnen inspireren om arme mensen te helpen of Geert Wilders kan mensen inspireren om zwarte Piet zwart te laten zijn.


3.1 Het echte doel van de opvoeding 

De volwassenen hebben een grote verantwoordelijkheid om kinderen te inspireren. Opvoeding en hulpverlening definieer ik daarom graag als een kwestie van het kind te inspireren om zich goed te gedragen. Het doel van de opvoeding is dat het kind een goed mens wordt.  

Welke ouder kan het kind het best inspireren voor het goede? Dat is wat in vrijwel alle casussen van mijn vakboeken tussen de regels door is te lezen:

  • de ouder die nooit de moed verliest
  • de ouder die altijd blijft hopen dat het weer goed komt
  • de ouder die in staat is bij een heel moeilijk kind ook die momenten te zien waar het kind zich goed gedraagt
  • de ouder die wat er met de adolescent ook gebeurt, hem of haar altijd met veel liefde en warmte opvangt, zonder uit te vragen en zonder te zeggen ’Had je maar naar mij geluisterd’.


Dit geldt voor alle opvoeders, ook leerkrachten moeten die houding uitstralen, vooral naar die kinderen die voortdurend ervaren dat ze misprezen of afgewezen worden.

[Ik wil hierbij even op het volgende wijzen: stel eens voor dat volwassenen in hun economische en politieke activiteiten ook deze principes respecteren, dan wordt economie een middel om armoede en miserie uit de wereld te helpen en politiek een gezamenlijk project om vrede en welvaart te brengen. Economen en politici kunnen dus wat leren van pedagogen … vandaar dat ik ook essays schrijf over maatschappelijke kwesties … maar dat is een ander verhaal, waar ik nu niet verder op inga. Wel is belangrijk dat alle volwassenen in de maatschappij voor de jeugd een opvoedende rol spelen. Hoe de bedrijfsleiders met hun mensen omgaan en hoe zij de winsten rechtvaardig verdelen en hoe politici met elkaar omgaan, bepalen in sterke mate het pedagogisch klimaat van een samenleving.]

Mijn kritiek op de hedendaagse psychologie betekent niet dat ik de empirisch wetenschappelijke benadering afwijs. Maar die benadering is naast de kwestie. De essentie van de psychologie van de mens is inzicht in zijn psyche en dat is meer een kwestie van filosofische contemplatie dan van meten en experimenteren. De studie van de psychologie moet daarom opnieuw onderdeel worden van de faculteit der wijsbegeerte.


3.2 De noodzaak van een ’netwerk van solidariteit’ 

De verantwoordelijkheid om het kind te inspireren voor het goede vergt natuurlijk heel veel van de ouders en van andere opvoeders. Ik kan het niet makkelijker maken, wel leuker.

Maar omdat sommige ouders zo radeloos zijn en zo gestrest raken, is het van wezenlijk belang dat ze door anderen worden gesteund. Opvoeding is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de samenleving. 

Een eenvoudige manier om die solidariteit met de ouders mogelijk te maken is op de scholen te verwezenlijken. Op de school komen alle kinderen, ook diegenen die thuis mishandeld en seksueel misbruikt worden, ook die kinderen waarvan de ouders de opvoedingsvaardigheden missen.

Stel je nu eens voor dat op de school er gedragsdeskundigen zijn die bij de eerste signalen van problemen de leerkrachten en de ouders de juiste adviezen geven en hen daarbij flink ondersteunen. Stel dat de school beschikt over vrijwilligers, bijvoorbeeld gepensioneerde leerkrachten of andere betrokken mensen, die extra begeleiding kunnen geven aan kinderen die het nodig hebben, die eventueel de kinderen even kunnen opvangen om de ouders ook wat vrije tijd te geven.

Dat is wat ik bedoel met een netwerk van solidariteit rondom de school. Dat is de beste preventie en veel problemen kunnen dan in de gewone opvoedingssituatie worden opgelost.

Hiermee kom ik aan een ander belangrijk principe: ik wil ook voor kinderen met ernstig probleemgedrag de opvoedingssituatie zo normaal mogelijk houden. Dus geen apartheidspolitiek in hulpverleningsland! In mijn visie zou om die apartheid te voorkomen de jeugdhulpverlening gevestigd moeten worden op de scholen. In achterstandswijken zou extra geïnvesteerd moeten worden in orthopedagogische hulpverlening in de scholen zelf. De hulpverleners hebben in dit geval dagelijks contact met de ouders en met de leerkrachten. Daarnaast zou rond elke school een netwerk van solidariteit worden opgebouwd, dat samenwerkt met de jeugdhulpverleners.

Ik denk dat met dit voorstel tachtig procent van de verwijzingen naar het buitengewoon onderwijs voorkomen kan worden. De problemen worden bij de eerste signalen aangepakt en leerkrachten en ouders krijgen van de deskundigen de juiste adviezen en worden ondersteund door mensen uit het netwerk van solidariteit.


3.3 Discriminatie verhindert solidariteit: een Turkse crimineel

In de volgende casus wordt geïllustreerd hoe discriminatie in het onderwijs de hulpverlening danig kan belemmeren. De hulpverlener doet er dan ook alles aan om de kwetsbare positie van deze jongen te verbeteren.

Furkan, de oudste zoon van een Turks gezin, is 17 1/2 als hij bij ons wordt aangemeld. Hij zit dan nog in de jeugdgevangenis. Hij heeft twee zware misdrijven met geweld en gebruik van wapens gepleegd. Binnenkort komt hij vrij.

In de jeugdgevangenis werd Furkan psychologisch getest. Hij heeft een verbaal IQ van 83 en een performaal IQ van 94. Hij zou zijn gevoel moeilijk onder woorden kunnen brengen en geeft sociaal wenselijke antwoorden. Opvallend is ook de wijze waarop hij zijn laatste delict goedpraat. Hij zegt dat hij medelijden had met de mededader en hij geld nodig had om zijn schulden af te betalen.  

Ook de ouders verontschuldigen op een vreemde manier hun zoon. De supermarkt waar de laatste overval werd gepleegd, was al eerder een paar keer overvallen geweest. Volgens de ouders hadden ze daar betere beveiligingsmaatregelen moeten nemen.

Als hulpverleners gaan we niet in op dit soort argumenten om het delict goed te praten. We zien dit eerder als defensiemechanismen van mensen die weinig ontwikkeld zijn en die moeite hebben om zich aan te passen aan onze samenleving. We vinden het belangrijker om naast hen te staan en hun vertrouwen te winnen. Als dank zij de behandeling deze jongen weerhouden wordt van crimineel gedrag, een opleiding voltooit en werk vindt, dan spelen die argumenten verder geen rol meer.

Het gezin is bereid met ons mee te werken. Vader werkt al dertig jaar als bouwvakker. Hij komt altijd naar de afspraken. De moeder spreekt geen Nederlands. Zij heeft een cursus gevolgd, maar dit was voor haar te hoog gegrepen. De ouders zorgen zelf voor tolken en ze hebben een goed netwerk in hun gemeenschap.

De school is een moeilijke kwestie. Furkan heeft zijn diploma behaald bij het VMBO-basis, daarna is hij begonnen aan een ICT-opleiding. Na tien weken werd hij echter opgepakt door de politie. Die school wil hem niet meer terug.


3.3.1 Het gezichtspunt van de ouders 

Tijdens het eerste gesprek met de ouders, op een moment dat hun zoon nog in de gevangenis zit, geven ze aan bang te zijn hoe het straks verder moet. Furkan schaamt zich heel erg over wat er is gebeurd en ze vrezen dat hij vanwege zijn strafblad geen kansen meer zal krijgen in de maatschappij. Zij zeggen dat Furkan een goede jongen is, maar erg beïnvloedbaar. Hij wil andere jongens van zijn leeftijd die het moeilijk hebben helpen. Zo is de medeverdachte een paar keer bij hen thuis geweest om te slapen. Die kerel heeft slechte ouders en kan af en toe nergens heen. Op de dag van de overval had Furkan eigenlijk met die jongen naar de moskee willen gaan, maar hij ging niet mee. Furkan wilde hem niet alleen laten en toen kwam die jongen met het idee voor een overval. 

Op de vraag of ze een hulpvraag hebben geven de ouders aan dat ze een school willen voor Furkan, dat hij moet leren om te gaan met het feit dat hij vast heeft gezeten en een strafblad heeft. De ouders waren tijdens dit gesprek heel open en gastvrij. Zij zijn heel betrokken bij hun kinderen. Furkan heeft nog een jonger broertje. De ouders vragen vaak om verduidelijking als ze iets niet goed begrijpen.

Furkan is door zijn jeugdreclasseerder ervan op de hoogte gebracht dat wij de begeleiding zullen overnemen. We bezoeken hem in de jeugdgevangenis. Hij vertelt in feite hetzelfde als zijn  ouders. Hij wil graag terug naar zijn oude school, maar hij is bang dat hij daar geen kans meer krijgt. Op basis van een beroepskeuzetest zou hij nu graag de richting Zorg gaan doen. Dit wordt echter door iedereen afgeraden want zonder bewijs van goed gedrag zal hij niet in aanmerking komen voor een stageplaats in de zorgsector. Tijdens dit eerste gesprek maakt Furkan een verlegen indruk. Hij is een forse jongen van zeventien jaar. Hij is terughoudend, maar geeft correct antwoord op de gestelde vragen. Hij staat open voor hulpverlening. De school is voor hem het belangrijkste. Hij wil ook een excuusbrief schrijven naar de cassière van de supermarkt die hij met een wapen heeft bedreigd.


3.3.2 Bemoeienis van meerdere instanties 

Onze behandeling wordt gecompliceerd doordat ook andere instanties zich verder blijven bemoeien met deze jongen. De jeugdreclasseerder zal een delictanalyse doen samen met Furkan en met zijn ouders. De Raad voor de Kinderbescherming zal nog een sociale vaardigheidstraining verzorgen. Verder moet hij nog een werkstraf en een leerstraf voltooien en er is nog een adoptieagent voor dit gezin aangesteld. De werk- en leerstraf zullen door een aparte trainer worden begeleid. Wij vinden dat al deze aanvullende interventies overbodig zijn, maar we kunnen ons daartegen niet verzetten omdat het maatregelen zijn die door de rechtbank zijn bevolen.

Om te voorkomen dat Furkan na zijn vrijlating in een gat valt, contacteren we allerlei instanties, zoals de school en leerplichtzaken, om een inschrijving geregeld te krijgen. Furkan komt echter vrij in de maand maart en geen enkele opleiding vindt het wenselijk om dan nog een nieuwe leerling in te schrijven. 


3.3.3 Een buurtfeest! 

Op de dag dat Furkan vrijkomt wordt een buurtfeest georganiseerd. Buren en bekenden kwamen langs en zijn moeder had allerlei lekkers klaargemaakt. Zijn ouders hebben met hem de afspraak gemaakt dat hij om het half uur even zal bellen als hij naar buiten gaat. Hij moet nu eerst werken om het vertrouwen van zijn ouders terug te krijgen. Omdat we dit een onzinnige afspraak vinden komen we met de ouders tot de afspraak dat het voldoende is als Furkan zegt waar hij heen gaat en wanneer hij thuis zal komen.

Korte tijd later is er een incident in de werkplaats waar Furkan zijn werkstraf moet uitvoeren. Hij heeft namelijk last van hooikoorts en omdat hij zijn medicijnen niet bij zich had vroeg hij aan een van de medewerkers of hij naar huis mocht. De volgende dag werd hij geschorst omdat hij dit niet had gemeld bij de werkmeester. Wij beleggen een bijeenkomst met alle betrokkenen. Helaas wordt Furkan erg hard aangepakt. Zij vinden hem niet gemotiveerd en noemen hem onbetrouwbaar. Furkan begint te huilen in het gesprek. Wij slagen erin het gesprek een andere wending te geven. Dit lukt omdat de anderen moeten toegeven dat Furkan zich wel netjes had gemeld bij een collega van de werkmeester. Achteraf zegt Furkan dat hij normaal gezien geweld zou gebruikt hebben toen zij zeiden dat hij onbetrouwbaar was. Nu heeft hij zich kunnen beheersen.

De volgende week is er opnieuw een incident omdat de werkmeester Furkan had gestuurd naar een plek waar ze nergens van wisten. Hij moest pas de volgende week komen. Gelukkig kunnen we voorkomen dat dit escaleert en de werkmeester excuseert zich voor deze slordigheid. We vragen ons af hoe dit zou zijn afgelopen indien er geen intensieve begeleiding voor Furkan was geweest. Furkan heeft namelijk voldoende reden om achterdochtig te zijn. 


3.3.4 Doelen van de behandeling

In deze fase van de behandeling stellen wij de volgende doelen:

- zich leren beheersen als hij boos wordt. Furkan zegt dat hij vaak boos wordt en dat hij dit oplost met geweld, zoals slaan of schelden. Vooral als hij als onbetrouwbaar wordt omschreven, wordt hij erg kwaad;

- hem aanmelden bij een opleiding en nog voor de zomervakantie ermee starten;

- vinden van een bijbaantje.

Dit willen me bereiken door te bemiddelen tussen Furkan en de school, door samen met hem een cv op te stellen om te solliciteren voor een bijbaantje. Daarnaast hebben we ondersteunende gesprekken met de ouders zodat zij hem leren zien als een volwassen man en de nadruk blijven leggen op zijn kwaliteiten. Het probleem van het boos worden pakken we vooralsnog niet aan op een gerichte manier: een sociale vaardigheidstraining lijkt overbodig omdat hij zich meestal heel sociaal vaardig opstelt. Zijn boosheid komt nauwelijks voor en heeft vooral te maken met frustraties als hij zich onrechtvaardig behandeld voelt. Dat gevoel was terecht in de situaties die hierboven staan beschreven. Nu hij samen met ons gaat bemiddelen en eventuele conflicten gaat uitpraten, verwachten wij dat Furkan hier voldoende van leert. Als hij naar school gaat en eventueel wat bijverdient, dan is hij handig genoeg om niet meer in de problemen te komen.

Deze laatste voorspelling komt uit. De volgende zes maanden komen er geen problemen meer voor. Een belangrijke meevaller is dat Furkan kan starten met een opleiding. De jeugdhulpverlener regelt samen met hem nog de zorgverzekering en een zorgtoeslag. De zorgtoeslag bedraagt 69 euro per maand; dit bedrag komt in de plaats van het zakgeld dat de ouders hem tot nog toe elke maand gaven. Ook andere praktische zaken worden geregeld, zoals het bestellen van de boeken voor zijn opleiding en de formulieren voor tegemoetkoming studiekosten. Furkan heeft een aantal van deze zaken in zijn eentje geregeld. Hiervoor krijgt hij van ons een dik compliment! De ouders werken heel goed met ons mee en zijn zeer betrokken bij hun zoon. Nu zoveel geregeld is, gaat het gehele gezin voor vijf weken op vakantie naar hun familie in Turkije.

Een vervelende bijkomstigheid is dat de man van de Raad van de Kinderbescherming, die al een paar keer heeft bewezen erg slordig te zijn in het maken van afspraken, zich negatief blijft uitspreken over Furkan. Ook eist hij dat Furkan de leerstraf, die vijftien sessies zal behelzen, zal uitvoeren. Furkan had al iets gelijkaardigs gehad in de jeugdgevangenis en wij vinden het op dit moment, na de succesvolle stappen die zijn genomen, volstrekt overbodig. We kunnen Furkan ervan overtuigen toch maar mee te doen, want het is door de rechter opgelegd en anders komt hij opnieuw in de problemen. Als die training in het kader van de leerstraf start blijkt dat de trainster het erg onhandig aanpakt. Tijdens de eerste sessie heeft zij het er voortdurend over dat Furkan het nu goed moet gaan doen en dat zij gaat kijken waar hij hulp bij nodig heeft. De jeugdhulpverlener die er tijdens het eerste uur bij zat, gaf aan dat hij het nu al zes maanden goed doet. Furkan zelf zat er heel ongemotiveerd bij. Hij luisterde wel en gaf netjes antwoord, maar nam zelf geen enkel initiatief. Hij liet duidelijk blijken dat hij het allemaal al weet.


3.3.5 Tevergeefse bemiddeling op de school 

De jeugdhulpverlener concentreert zich nu op huiswerkbegeleiding, zodat Furkan een goede start maakt op de opleiding. Zij moet hem vooral helpen bij het duidelijk plannen zodat hij op tijd zijn werkstukken af geeft en de overhoringen goed voorbereidt. Furkan heeft aan dat hij nog nooit iets voor school heeft gedaan, zoals thuis iets studeren of zijn huiswerk maken. Vandaar dat in onze behandeling hier hard aan wordt gewerkt. Gelukkig luistert hij goed naar de jeugdhulpverlener en doet hij ook iets met de adviezen die hem worden gegeven. Zij heeft samen met hem een leerschema gemaakt en hierover zegt Furkan dat het echt goed werkt en dat hij er zich ook aan houdt. De vertrouwensrelatie die in de loop van de voorbije maanden werd opgebouwd, en in feite al startte toen Furkan nog in detentie zat, is doorslaggevend geweest om tot dit resultaat te komen.

In overleg met Furkan hebben we ook een afspraak met zijn mentor op school. Deze geeft aan dat de leraren tevreden zijn over het gedrag van Furkan en dat hij altijd op tijd is. Hij heeft tijdens de laatste examenweek geen al te goede cijfers gehad, maar er is nog geen man overboord. Zijn laagste cijfer was een 4,4. Hij heeft vooral moeite met natuurkunde. Daar snapt hij niets van. Er wordt gezorgd dat hij voor dit vak op school bijlessen krijgt. De leerkrachten hebben daar geen tijd voor, maar twee leerlingen die hoge cijfers voor dit vak hebben gehaald, zouden Furkan best kunnen helpen. Ook krijgt Furkan het advies met concrete vragen naar de leraar te gaan in plaats van alleen maar te zeggen dat hij er niks van snapt. 

In de achtste maand van onze begeleiding zijn er twee incidenten op school. Bij een ervan heeft Furkan ruzie gemaakt met de conciërge. Deze laatste had in de kantine Furkan willen dwingen een tafel af te ruimen waaraan hij zelf niet gezeten. Toen Furkan weigerde ontstond een heftige woordenwisseling. Furkan had onder andere gezegd dat de conciërge buiten de school niks was. De conciërge zegt hierover dat hij had begrepen dat Furkan hem buiten zou opwachten. De conciërge had ermee gedreigd dat hij een hoop problemen voor Furkan zou veroorzaken want volgens hem ‘was het echt niet normaal hoe Furkan reageerde’.

Helaas wordt Furkan na dit incident verwijderd van school. De conciërge zou Furkan na de verwijdering op straat hebben uitgelachen. De jeugdhulpverlener probeert te bemiddelen, maar alles is tevergeefs. Volgens de conciërge zitten er op de school ‘nog van die jongens waar niemand iets mee kan’. De directeur zei tot de jeugdhulpverlener dat ze al blij mocht zijn dat hij tijd voor haar had willen vrijmaken.


3.3.5 Leren omgaan met racisme en discriminatie 

Uit het verslag van de laatste incidenten op school blijkt dat op die school gediscrimineerd wordt. Ten aanzien van allochtonen heersen nogal wat vooroordelen, wat tot gevolg heeft dat men weinig geduld heeft en niet bereid is tot compromissen. De vraag is of we hier iets aan kunnen doen. Met de bewuste school hebben we al vaker problemen gehad, dus is daar iets structureel fout. We moeten hier echter heel voorzichtig opereren en de school met fluwelen handschoenen aanpakken, anders verpesten we het voor andere jongens die door ons worden begeleid en daar op school zitten. Het is ook zo dat voor de overgrote meerderheid van de leerlingen deze school haar uiterste best doet. Helaas vallen enkelen steeds buiten de boot en is men ze liever kwijt dan rijk.

Het zijn vaak jongeren die al in een kwetsbare positie zitten die geviseerd worden. Het lijken wel makkelijke slachtoffers te zijn omdat velen toch al zo negatief over hen denken. Als deze hypothese juist is, dan zou de samenleving samen met niet-westerse allochtonen in een vicieuze cirkel terecht zijn gekomen: een kleine minderheid van deze allochtone jongeren pleegt geweldsdelicten of veroorzaakt ergerlijke overlast. De bevolking krijgt hierdoor een zeer negatief beeld van de allochtonen. Dit beeld wordt geprojecteerd naar andere jongeren die op hun beurt gefrustreerd reageren op het racisme en de discriminatie die zij ervaren, ook al hebben ze zelf nooit voor overlast gezorgd. Op die manier is de cirkel rond en wordt zowel het racisme als de daadwerkelijke overlast versterkt.

Furkan heeft al twaalf maanden geen delicten meer gepleegd en geen overlast veroorzaakt. Buiten school gaat het prima en het gezin werkt heel goed mee met de jeugdhulpverlener. De problemen hebben dus duidelijk te maken met de schoolsituatie. Onze begeleiding eindigt als de hulpverlener met veel moeite Furkan heeft kunnen inschrijven in een ROC. Daar volgt hij nu een opleiding die hem echt interesseert.

Een belangrijk behandelingsdoel (voor veel van onze allochtone jongeren) is leren om te gaan met racisme en discriminatie. Er is nu eenmaal racisme en discriminatie, dus moeten ze daar op kunnen reageren zonder dat ze zelf nog meer in de problemen komen. Net zoals in het New Yorkse project Brotherhood/Sister Sol moeten zij bijvoorbeeld leren stoïcijns te blijven als de politie hen zomaar controleert of als mensen racistische opmerkingen maken. Als ze dit niet leren komen ze terecht in een vicieuze cirkel want diegenen die discrimineren worden bevestigd in hun vooroordelen door de reacties van die jongeren. Een duivelse cirkel …


Overzicht 7 lessen


 KLIK OP AFBEELDINGEN VOOR MEER INFORMATIE ( mijn twee boeken verschenen in januari 2018):


STARTPAGINA





 


 

   © Juliaan Van Acker 2024